e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stellingmolen stellingmolen: stellingmolen (Beegden) Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j] II-3
sterven sterven: sjterve (Beegden) sterven [SGV (1914)] III-2-2
stiefdochter stiefdochter: sjteefdochter (Beegden), sjteegdochter (Beegden) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen nakinder: naokingjer (Beegden), stiefkinder: sjteefkingjer (Beegden), sjteegkinjer (Beegden), voorkinder: vèùrkingjer (Beegden) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: sjteefmooder (Beegden), sjteegmoder (Beegden) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: sjteefoajers (Beegden), sjteegaojers (Beegden) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: sjteefvader (Beegden), sjteegvader (Beegden) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: sjteefzoon (Beegden), sjteegzoon (Beegden) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achter gen rug: achte en rök (Beegden), lopentig: loepentjig (Beegden), stiekem: sjtiekem (Beegden) achterbaks [SGV (1914)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4
stier stier: stīr (Beegden), štīr (Beegden), var: vɛr (Beegden) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11