34305 |
gesneden mannelijk varken |
barg:
barx (L327p Beegden)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
sjoon mit ein gasp (L327p Beegden)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemĕrtel (L327p Beegden)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (L327p Beegden)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
aap:
aap (L327p Beegden),
doos:
Opm. hê kumtj nog ins op t M¨nster zitte (= hij komt nog eens in de gevangenis).
dôs (L327p Beegden),
gevangenis:
gevangenis (L327p Beegden),
munster (<lat.):
Opm. hê kumtj nog ins op t M¨nster zitte (= hij komt nog eens in de gevangenis).
hê kumtj nog ins op ɛt Mŭnster zitte (L327p Beegden),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prezŏng (L327p Beegden)
|
gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (L327p Beegden)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L327p Beegden)
|
gevoelig [SGV (1914)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L327p Beegden)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L327p Beegden)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spørx (L327p Beegden)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|