e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gist gist: gęs (Beegden), gɛs (Beegden), zuurdeeg: zurdęjx (Beegden) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: (zô glaad es ies).  glaad (Beegden) glad [SGV (1914)] III-4-4
glijden litsen: Opm. betekent eigenlijk: uitglijden.  litse (Beegden), Uitglijden  litse (Beegden), slidderen: Op de glijbaan  sjliddere (Beegden) glijden [SGV (1914)], [SGV (1914)] III-1-2, III-3-2
glimworm lichtworm: onleesbaar  lucht— (Beegden), lichtwormpje: leechtwörmke (Beegden) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
gluiperd luipendige, een -: eine loepentjtigge (Beegden) gluiper [SGV (1914)] III-1-4
gluiperig gluiperig: gloeperig (Beegden) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
goedkoop billig (du.): billig (Beegden), goedkoop: gooije koup (Beegden) goedkoop [SGV (1914)] III-3-1
goedzak buts: ein böts van ein kêrel (Beegden), goede lobbes: eine gooije löbĕs (Beegden) goedzak [SGV (1914)] III-1-4
gooien gooien: gôôie (Beegden) werpen [SGV (1914)] III-1-2
graaf graaf: Opm. = gracht.  graaf (Beegden), Opm. = vorst.  groaf (Beegden) graaf [titel] [SGV (1914)] III-3-1