e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruien kruien: kryi̯ǝ (Beek), schurgen: šørǝgǝ (Beek) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruipend ongedierte ongedierte: eigen spellingsysteem  ongedeerte (Beek) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruisbeeld kruisbeeld: kruusbeeld (Beek) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kruisbes kroezel: krousjele (Beek) [DC 13 (1945)] I-7
kruisen kruisen: krȳsǝ (Beek) De spijlen op verschillende hoogtes kruisvormig in de korf steken. Het aanbrengen van spijlen in de bisschopskorf en zwanehals kan men alleen door middel van kruisspijlen. In andere gevallen brengt men ze aan om de korfdoek bol te spannen. [N 63, 7b] II-6
kruisplaten kruisbalken: krȳs˱balǝkǝ (Beek) De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n] II-3
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): kry.spərsɛsə (Beek) kruisen [RND] III-3-3
kruisspin kruisspin: eigen spellingsysteem  kruussjpin (Beek) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2
kruisweg kruisweg: kruuswèg (Beek) Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kruiswegstatie statie: staasje (Beek) Elk van de 14 afbeeldingen van Jezus kruisweg [statieoene, staties?]. [N 96A (1989)] III-3-3