20573 |
middagmaal |
middageten:
de middig ète (Q019p Beek),
middig ééte (Q019p Beek),
12 uur
middig aete (Q019p Beek),
warm eten:
12 uur
werm aete (Q019p Beek)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17668 |
middelvinger |
middelvinger:
middelvinger (Q019p Beek)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23358 |
middenpad |
middenpad:
middepaad (Q019p Beek)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
middenschip:
middesjeep (Q019p Beek)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24352 |
mier |
aamzeik:
ōͅmzeͅi̯k (Q019p Beek),
eigen spellingsysteem
aomzeik (Q019p Beek)
|
mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
aamzeikennest:
eigen spellingsysteem
aomzeike-nest (Q019p Beek)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
28569 |
mijtziekte |
mijtziekte:
mijtziekte (Q019p Beek),
męjtziktǝ (Q019p Beek)
|
Acariose. Ziekte in de luchtwegen, veroorzaakt door de Acarismijt. Deze mijt dringt de luchtwegen van de bij binnen en voedt zich met lichaamssappen. De afscheidingsprodukten van de mijten vergiftigen langzaam de getroffen bij. Door snelle vermenigvuldiging van de mijten verstoppen de luchtbuizen, zodat de bij sterft. Bij sterke aantasting kunnen gehele kolonies bijen aan deze ziekte ten onder gaan. Chemische medicamenten kunnen ter bestrijding toegediend worden. Tot voor kort werd deze ziekte bestreden door het doden van bijenvolken en vervoersverboden door de overheid. [N 63, 71b; N 63, 71a; monogr.]
II-6
|
21745 |
mikken |
mikken:
mîkə (Q019p Beek)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
20285 |
min, voedster |
min:
min (Q019p Beek)
|
voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (Q019p Beek)
|
Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|