e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natte sneeuw natte sneeuw: naate sjnae (Beek) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
nauwelijks stekende bijen zacht volk: zax vǫlk (Beek), zachte bijen: (enk)  zaxtǝ bi (Beek) Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.] II-6
nauwgezet; nauwgezet persoon secuur: sekuur (Beek), persoon"en "werk  səkūūr (Beek) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel navel: navel (Beek) Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbendje (Beek) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef neef: nēͅf (Beek) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neerstrijken op de vliegplank aanvliegen: ānvlēgǝ (Beek) Het neerstrijken van de bij op de vliegplank van korf of kast, wanneer ze na een honingvlucht thuiskomt. [N 63, 45] II-6
neet, luizenei luizenei: eigen spellingsysteem  loeze-ei (Beek) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoger: neugenuiger (Beek) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nek nek: nek (Beek) nek [DC 01 (1931)] III-1-1