18240 |
paillette |
galon (fr.):
gallon (Q019p Beek)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17874 |
pak slaag |
pak ransel:
e pak ransel (Q019p Beek)
|
Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18170 |
pak, kostuum |
kostuum:
kostuum (Q019p Beek)
|
kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24489 |
palmboompje |
palmstruik:
-
palmstroek (Q019p Beek)
|
palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
30474 |
pannenstrijker |
pannenlepper:
panǝlę ̞pǝr (Q019p Beek)
|
Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.]
II-9
|
30473 |
pannentang |
leitang:
lęjtaŋ (Q019p Beek)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoffels (Q019p Beek)
|
Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
brei (Q019p Beek),
pap:
pap (Q019p Beek, ...
Q019p Beek,
Q019p Beek)
|
brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
perrepluuj (Q019p Beek)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20560 |
parelen |
bruisen:
broesje (Q019p Beek)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|