e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paillette galon (fr.): gallon (Beek) een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] III-1-3
pak slaag pak ransel: e pak ransel (Beek) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2
pak, kostuum kostuum: kostuum (Beek) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3
palmboompje palmstruik: -  palmstroek (Beek) palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] III-4-3
pannenstrijker pannenlepper: panǝlę ̞pǝr (Beek) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang leitang: lęjtaŋ (Beek) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel pantoffel: pantoffels (Beek) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] III-1-3
pap brij: brei (Beek), pap: pap (Beek, ... ) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] III-2-3
paraplu paraplu: perrepluuj (Beek) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
parelen bruisen: broesje (Beek) parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3