e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peper peper: pèper (Beek) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
pershoning pershoning: pę̄šhōneŋ (Beek), zeemhoning: zēmhōneŋ (Beek) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
perszak perszak: pę̄šzak (Beek) Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.] II-6
pesterij gejens: gejens (Beek) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4
pet met brede klep klak: klak (Beek) pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen pats: patsj (Beek, ... ) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
peterselie peterselie: petreselie (Beek) [DC 69 (1994)] I-7
petroleum ptrole (fr.): pètrol (Beek) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
peuzelen peuzelen: peuzele (Beek), smullen: sjmulle (Beek) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
piekeren piekeren: piekeren (Beek) over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)] III-1-4