19588 |
roompot |
keulse pot:
keulse pot (Q019p Beek)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
20084 |
roos (rosa) |
roosroos:
mv.
roaze (Q019p Beek)
|
roos
III-2-1
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
ruestere (Q019p Beek),
ruèstere (Q019p Beek)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33747 |
ros |
ros:
rǫs (Q019p Beek)
|
Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16]
I-9
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
rouwsluier:
rouwsjluier (Q019p Beek)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
28078 |
roven |
roven:
rǭvǝ (Q019p Beek)
|
Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95]
II-6
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
royaal (Q019p Beek)
|
royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenweg:
razine wek (Q019p Beek)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
rùk (Q019p Beek)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|