e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roompot keulse pot: keulse pot (Beek) Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.] I-11
roos (rosa) roosroos: mv.  roaze (Beek) roos III-2-1
roosteren roosteren: ruestere (Beek), ruèstere (Beek) roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] III-2-3
ros ros: rǫs (Beek) Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16] I-9
rot, van fruit rot: roͅt (Beek) I-7
rouwsluier aan een hoed rouwsluier: rouwsjluier (Beek) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
roven roven: rǭvǝ (Beek) Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95] II-6
royaal royaal (<fr.): royaal (Beek) royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozijnenbrood rozijnenweg: razine wek (Beek) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
rug rug: rùk (Beek) rug [DC 01 (1931)] III-1-1