22507 |
verjaardag |
verjaardag:
t is murgen zinne verjaordaag (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q019p Beek)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich baen verkaut (Q019p Beek),
verkouden:
verkauwe (Q019p Beek),
verkauwe zin (Q019p Beek)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ich höb ə kauw te pakke (Q019p Beek),
zjwaor kauw (Q019p Beek),
snop:
de sjnop höbbe (Q019p Beek),
verkoudheid:
ich höb ən verkautheid opgeloupe (Q019p Beek),
zware kou:
zjwaor kauw (Q019p Beek)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlaege zin (Q019p Beek)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28502 |
verminkte koningin |
beschadigde koningin:
bǝšādextǝ kø̄neŋen (Q019p Beek)
|
Een aan de vleugels, spriet of poot beschadigde koningin. Het gevolg van die beschadiging is dat ze onbevrucht blijft. Daardoor is ze waardeloos voor het bijenvolk. [N 63, 63b]
II-6
|
18853 |
vermoeden |
menen:
meine (Q019p Beek),
vermoeden:
vermoede (Q019p Beek)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23374 |
verpachte banken |
pachtplaatsen:
pachplaatsen (Q019p Beek)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaald (Q019p Beek),
versjaold (Q019p Beek)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|