18928 |
vervelend werk |
geneuk:
geneuks (Q019p Beek)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlēgǝ (Q019p Beek)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
19270 |
verwaarlozen |
vernachlssigen (du.):
vernaolaessige (Q019p Beek)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18815 |
verwachting |
afwachten:
aafwachte (Q019p Beek)
|
het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
chtoke (Q019p Beek)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
30024 |
verweerde kalk |
bedorven kluitkalk:
bǝdōrvǝ klȳtkalǝk (Q019p Beek),
kapotte kluitkalk:
kapǫtǝ klȳtkalǝk (Q019p Beek),
verkoolde kluitkalk:
vǝrkǭldǝ klȳtkalǝk (Q019p Beek)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
vertsjlakke (Q019p Beek)
|
verwelken
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
verwende poet:
⁄nne verwende poet (Q019p Beek)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwunsche (Q019p Beek)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
28483 |
verzegeld broed |
gesloten broed:
gǝšlǭtǝ brōt (Q019p Beek),
gesloten koninginnedop:
gǝšlǭtǝ kø̄neŋenǝdop (Q019p Beek),
poptoestand:
poptuštant (Q019p Beek)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|