id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20941 | een boterham smeren | een boterham smeren: ən bōtram šmērə (Beek) | smeren [RND] III-2-3 |
34532 | een ei | ei: ęi̯ (Beek), eitje: ęi̯kǝ (Beek) | [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12 |
25600 | een gleuf aanbrengen in het deegbrood | knippen: knepǝ (Beek) | Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1 |
19855 | een huis huren | huren: hüre (Beek) | een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1 |
20508 | een kater hebben | een kater hebben: ⁄ne kááter höbbe (Beek), een kop wie een rijthamer hebben: ⁄nne kop wie ⁄nne riethamer höbbe (Beek) | kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3 |
28628 | een koningin opzetten | (een) koningin invoeren: ęjn kø̄neŋen envø̄rǝ (Beek) | Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.] II-6 |
17887 | een kuil graven | een kuil maken: n koel make (Beek) | kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
30077 | een muur uitloden | (het) lood zetten: ǝt lwǫat ˲zętǝ (Beek), afloden: āflwø̄tǝ (Beek), āflwǫajǝ (Beek), āflwǫatǝ (Beek) | De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b] II-9 |
30162 | een muur voegen | een muur invoegen: ęjn mūr envōgǝ (Beek) | De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 √† 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.] II-9 |
30085 | een muur waterpassen | uitwaterpassen: ūtwātǝrpasǝ (Beek), waterpassen: wātǝrpasǝ (Beek) | De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.] II-9 |