18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flauw valle (Q019p Beek),
lam neervallen:
laam (Q019p Beek),
onmachtig worden:
onmechtig waere (Q019p Beek),
van zijn stokje gaan:
van z`n sjtekske gaon (Q019p Beek)
|
Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
pannenkoekje:
pànnekeukske (Q019p Beek)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
pips:
pipsch (Q019p Beek)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33528 |
framboos |
framboos:
frambouse (Q019p Beek)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
25240 |
fris weer |
koud:
koud (Q019p Beek),
kouwelijk:
kèjjelik (Q019p Beek)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17598 |
fronsen |
rimpelen:
rumpele (Q019p Beek)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20494 |
fruit eten |
knatsen:
knatsje (Q019p Beek),
knàtsje (Q019p Beek)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
braden:
bröje (Q019p Beek),
fruiten:
van unne vleisch
fruite (Q019p Beek),
smoren:
sjmoore (Q019p Beek)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30056 |
fundament |
fundament:
føndamɛnt (Q019p Beek),
fundering:
føndēreŋ (Q019p Beek)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
zich leggen:
de weind lèk zich (Q019p Beek)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|