e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening (mv) loker: eigen spellingsysteem  twje laoker (Beek) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gaten in de kruim loker: kǝr (Beek) De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69b luidde: "Hoe noemt men de gaten in de kruin van het brood?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' moest zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. [N 29, 69b; N 29, 69a; monogr.] II-1
gebarsten en zwartgeblakerde korst verbrande korst: vǝrbrandǝ kōš (Beek) Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a] II-1
gebit gebit: good gebit (Beek) Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] III-1-1
gebluste kalk gebluste kalk: gǝblø̜š˱dǝ kalǝk (Beek), geleste kalk: gǝlęš˱dǝ kalǝk (Beek), leskalk: lɛškalǝk (Beek), poederkalk: pujǝrkalǝk (Beek) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorte aanzet: ānzat (Beek), geboorte: gǝbǭrtǝ (Beek) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboren worden geboren werden: geboare waere (Beek) Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)] III-2-2
gebreide kous gestrikte sok: gestrikte sök (Beek) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebrekkig spreken stamelen: sjtamèle (Beek), stotteren: sjtottere (Beek) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1
gedenken; gedachtenis gedenken: gedènke (Beek) terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4