20442 |
in de doodskist leggen |
inzerken:
inzerke (Q019p Beek)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28477 |
in de pap liggen |
in de pap liggen:
en dǝ pap legǝ (Q019p Beek)
|
Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c]
II-6
|
18227 |
in lompen gekleed |
schabbetig:
sjebbetig (Q019p Beek)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
zich aangeven:
zich goan aangaeve (Q019p Beek)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
in verwachting:
in verwachting (Q019p Beek)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
28555 |
in wintertros zitten |
in een winterbal zitten:
en ęjnǝ wenjtjǝrbal zetǝ (Q019p Beek),
op een tros zitten:
op ęjnǝ tros zetǝ (Q019p Beek)
|
Het dicht bij elkaar zitten van de bijen in een tros ''s winters als bescherming tegen de koude. [N 63, 54a]
II-6
|
28522 |
inballen |
afsteken:
āfštę̄kǝ (Q019p Beek),
ballen:
ballen (Q019p Beek)
|
Het insluiten van de koningin door de werksters. Dit gebeurt meestal ter bescherming, maar overbodige koninginnen kunnen door dit inballen ook gedood worden. [N 63, 36a]
II-6
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
uithuggelen:
oet huggele (Q019p Beek)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28476 |
ingelegd |
belegd:
bǝlax (Q019p Beek)
|
Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69]
II-6
|
18849 |
ingetogen |
bedaard:
bedaard (Q019p Beek),
stil:
sjtil (Q019p Beek)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|