e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šētǝ (Beek) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kies baktand: baktand (Beek) kies [DC 01 (1931)] III-1-1
kieskauwen met lange tanden eten: mit làng tènj ééte (Beek) zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)] III-2-3
kieskauwer pikker: pikker (Beek), pikkerd: pikkerd (Beek) lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] III-2-3
kieskauwerig met lange tanden: mit lang tenj (Beek) zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)] III-2-3
kietelen kietelen: kietele (Beek) Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kiezen uitkiezen: oetkeeze (Beek) een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] III-1-4
kikker kwakkerd: kwakərt (Beek) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kwakkerdeneieren: kwakərtəɛi̯ər (Beek) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kwakərtəɛi̯ər (Beek) kikkerrit [RND] III-4-2