29987 |
lange bouwladder |
lange ledder:
laŋ lø̜dǝr (Q019p Beek),
steigerledder:
[steiger]lø̜dǝr (Q019p Beek),
stellingledder:
[stelling]lø̜dǝr (Q019p Beek)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|
18286 |
lange broek |
pantalon (fr.):
péntelon (Q019p Beek)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
n lang naas (Q019p Beek)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
lang ongerbrook (Q019p Beek),
onderbroek:
óngerbrook (Q019p Beek)
|
Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18552 |
lange smalle broekzak |
schede:
sjeij (Q019p Beek)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24844 |
lange, dunne tak |
dunne tak:
dunne tak (Q019p Beek)
|
dunne tak [DC 35 (1963)]
III-4-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strē̜.p (L359p Beek)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
28472 |
larven |
larven:
larvǝ (Q019p Beek),
maaien:
mājǝ (Q019p Beek)
|
Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68]
II-6
|
18999 |
lasteren |
bekallen:
bekalle (Q019p Beek)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (Q019p Beek)
|
niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|