18634 |
pet met brede klep |
klak:
klak (Q019p Beek)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsj (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
petreselie (Q019p Beek)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
pètrol (Q019p Beek)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20572 |
peuzelen |
peuzelen:
peuzele (Q019p Beek),
smullen:
sjmulle (Q019p Beek)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
piekeren:
piekeren (Q019p Beek)
|
over zijn zorgen nadenken [mijmeren, dolleren, prakkezeren, praktiseren, dubben, dromen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (Q019p Beek),
pin (Q019p Beek)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND]
III-1-2
|
17992 |
pijnscheut |
de milt steekt:
de milt stikt (Q019p Beek),
kramp:
krampe (Q019p Beek)
|
Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17794 |
pijpenkrul |
pijpenlok:
piepelok (Q019p Beek)
|
spiraalvormige haarkrul [pijpekrul, papillot, paviljot] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
33055 |
pikbinder |
pikbinder:
pek˱be.nǝr (L359p Beek),
zelfbinder:
zɛ.lǝf˱be.nǝr (L359p Beek)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|