e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stilstaan hou: hou̯ (Beek), ju(j): jyi̯ (Beek) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: sjtinke (Beek) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koarsjteul (Beek) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stofblik blik: bleek (Beek), schup: sjup (Beek, ... ) stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1
stoffen pantoffel slob: sjlobbe (Beek) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen gotsje: goetsje (Beek) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stokvis stokvis: sjtok vesj (Beek), sjtòkvösj (Beek) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola stola (lat.): sjtola (Beek) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stomp staan afstompen: āfštompǝ (Beek) Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c] II-6
stomverbaasd verpapzakt: verpopzak (Beek) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4