18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
ich poits mien tang (Q019p Beek)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandenborstel:
tängpeuschtel (Q019p Beek)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandenstoker:
tande sjtaoker (Q019p Beek)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tängpasta (Q019p Beek)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tantpien (Q019p Beek)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tandvleisj (Q019p Beek)
|
Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
tant:
tant (Q019p Beek)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32620 |
tap van de houten gierton |
kraan:
krān (L359p Beek)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|
28659 |
taphoning |
taphoning:
taphōneŋ (Q019p Beek)
|
Honing die door aftappen via een kraan aan de ton met stamphoning wordt verkregen. Hij is iets zuiverder dan de stamphoning. [N 63, 116g]
II-6
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (L359p Beek, ...
Q019p Beek)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|