e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlinder pepel: pe.pəl (Beek), peepel (Beek), pepel (Beek, ... ) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuuke (Beek) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: eigen spellingsysteem  vlwa (Beek) vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlwaien: eigen spellingsysteem  vlwajje (Beek) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloeibaar varkensvoer spoelsel: špø̄lsǝl (Beek) [N 76, 38; N 76, 39; monogr.] I-12
vloek vloek: vlook (Beek) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1
vloeken godveren: godverre (Beek), vloeken: vlooke (Beek) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] III-3-1
vloermortel afwerkspijs: āfwęrǝkšpīs (Beek), schuurspijs: šūršpīs (Beek) Mortel voor het leggen van een gladde vloerlaag. Volgens de invuller uit Q 83 werd de 'chape' ('šap') samengesteld uit 'Rijnzavel' ('ręjnzǭvǝl') en 'cement' ('sǝm'nt'). Wanneer de vloer met parket belegd moest worden werd er kurk door de mortel gemengd. Daardoor kon er later beter in de vloer gespijkerd worden. Ook in P 176 werd vloermortel aangemaakt met 'Rijnzavel' ('rē̜nzǭvǝl') en 'pure cement' ('pȳrǝ sǝm'nt'). In L 318b werd een gestorte cementvloer 'de dek' ('dǝn dęk') genoemd. In Q 111 en Q 113 bestond een betonnen vloer uit twee lagen. De gladde bovenlaag, de 'fijne schicht' ('fīn šix') werd met cementmortel gemaakt. De term 'schuurspijs' werd in Q 19 zowel gebruikt voor mortel voor het afwerken van muren als van vloeren. Wanneer het de afwerking van een muur betrof werd de mortel opgeschuurd met een houten 'plets' ('pl'tš'), terwijl de vloer met een stalen 'gletter' ('gl'tǝr') gelijk gemaakt werd. Zo'n 'gletter' voor de vloer was soms een meter lang. 'Schuurspijs' werd verwerkt door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38f; monogr.] II-9
vlokken in de melk stoppen: štø̜p (Beek) Bij uierontsteking kunnen er kleine stolseltjes in de melk komen. [N 52, 5b; A 48A, 10b; N 52, 5a, 5c] I-11
vocht waarmee het brood wordt gewassen water: water (Beek) Op grond van de vraagstelling in N 29, 51 ("Waarmee wordt het brood, nadat het uit de oven is gehaald, gewassen?") vielen de antwoorden uiteen in benamingen voor een "vloeistof" en benamingen voor "borstel" of "lap". De opgaven zijn daarom gesplitst in twee lemmata. Het opgegeven woordtype "aardappelmeel" is niet opgenomen, omdat het op een vaste substantie duidt. Volgens de informant van Q 187a bestaat de "wieks" uit water en zetmeel. [N 29, 51] II-1