17598 |
fronsen |
rimpelen:
rumpele (Q019p Beek)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20494 |
fruit eten |
knatsen:
knatsje (Q019p Beek),
knàtsje (Q019p Beek)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
braden:
bröje (Q019p Beek),
fruiten:
van unne vleisch
fruite (Q019p Beek),
smoren:
sjmoore (Q019p Beek)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30056 |
fundament |
fundament:
føndamɛnt (Q019p Beek),
fundering:
føndēreŋ (Q019p Beek)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
25233 |
gaan liggen (van de wind) |
zich leggen:
de weind lèk zich (Q019p Beek)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (Q019p Beek),
gáár (Q019p Beek)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijggat:
riegaater (Q019p Beek)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26073 |
galerij |
galderij:
gɛldǝrij (Q019p Beek)
|
Het kleine platform of bordes boven aan de molentrap. De galerij is niet bij alle standerdmolens aanwezig. Zie ook afb. 22 en 66. [N O, 48l; Sche 18]
II-3
|
32673 |
galgpalen |
galgelatten:
galgǝlatǝ (Q019p Beek)
|
Op het asblok van de oude houten karploeg stonden twee vertikale latten of staven die van een rij gaten voorzien waren. De ploegboomdrager werd langs deze latten op de gewenste hoogte geschoven en op elk van beide met een pin vastgezet. De termen pinnenlat en verstellat lijken betrekking te hebben op één van de beide palen. Sommige andere benoemen wel het mede door deze latten gevormd raamwerk in zijn geheel. [N 11, 31.II.g; N 11A, 97g.]
I-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
galmgaten (Q019p Beek)
|
De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|