e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2997
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fronsen rimpelen: rumpele (Beek) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten knatsen: knatsje (Beek), knàtsje (Beek) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten braden: bröje (Beek), fruiten: van unne vleisch  fruite (Beek), smoren: sjmoore (Beek) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fundament fundament: føndamɛnt (Beek), fundering: føndēreŋ (Beek) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gaan liggen (van de wind) zich leggen: de weind lèk zich (Beek) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Beek), gáár (Beek) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
gaatje voor de schoenveter rijggat: riegaater (Beek) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
galerij galderij: gɛldǝrij (Beek) Het kleine platform of bordes boven aan de molentrap. De galerij is niet bij alle standerdmolens aanwezig. Zie ook afb. 22 en 66. [N O, 48l; Sche 18] II-3
galgpalen galgelatten: galgǝlatǝ (Beek) Op het asblok van de oude houten karploeg stonden twee vertikale latten of staven die van een rij gaten voorzien waren. De ploegboomdrager werd langs deze latten op de gewenste hoogte geschoven en op elk van beide met een pin vastgezet. De termen pinnenlat en verstellat lijken betrekking te hebben op één van de beide palen. Sommige andere benoemen wel het mede door deze latten gevormd raamwerk in zijn geheel. [N 11, 31.II.g; N 11A, 97g.] I-1
galmgaten galmgaten: galmgaten (Beek) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] III-3-3