34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L300p Beesel)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L300p Beesel)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L300p Beesel),
zaadje:
zø͂ͅtjə (L300p Beesel)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21986 |
inzetgeld |
poulegeld (<fr.):
pŏĕlgeljt (L300p Beesel)
|
het inleggeld (inzetgeld) per duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22106 |
inzetten per drie aangeduide duiven |
aangetekende serie drie:
aangəteikəndə serie drie (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per drie genoemde duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22105 |
inzetten per drie willekeurige duiven |
serie drie:
serie drie (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per drie willekeurige duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22103 |
inzetten per twee aangeduide duiven |
aangetekende serie:
aangəteikəndə serie twieə (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per twee aangeduide duiven (aangeduide serie)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22102 |
inzetten per twee willekeurige duiven |
serie twee:
serie twieə (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: per twee willekeurige duiven (onaangeduide serie)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21915 |
jaarduif |
jarige, een ~:
ənnə jèùriggə (L300p Beesel)
|
een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
joardeens (L300p Beesel)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|