e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klaarkomen klaarkomen: klaor kommə (Beesel), vaardigkomen: véérdich kommə (Beesel) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
klam, klef klam: klam (Beesel, ... ) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klant klant: klanjt (Beesel) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klaplopen op iemand teren: op eeməs tāērə (Beesel) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1
klauteren kravelen: kravele (Beesel) klauteren [SGV (1914)] III-1-2
klauw klauw: klauw (Beesel), klǫw (Beesel) Het onderste klauwvormige gedeelte van het staakijzer dat in het middendeel van de rijn grijpt. De klauw is in functie vergelijkbaar met de kop van het staakijzer in watermolens. Zie ook afb. 61. [N O, 14l; N O, 15e; A 42A, 16; Sche 44; N D, 17] II-3
klaver, algemeen klee: kliǝ (Beesel) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
klaveren in het kaartspel klaveren: klaveren (Beesel), ps. invuller heeft de zin niet volledig beantwoord.  kleevere (Beesel), kleen: klièr (Beesel) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || klaveren boer [SGV (1914)] III-3-2
klavervreter armoedslijder: WLD  èrmootsliejer (Beesel) Klavervreter (orobanche minor). Bloeitros is los, geel, purper getint; de bloemkroon is gebogen en geheel symmetrisch; de stempelslippen zijn purper; de helmdraden bijna helemaal kaal. Woekert op vlinderbloemigen en peen, kan vooral op klavervelden zeer s [N 92 (1982)] III-4-3
klaverzuring paardssuiker: WLD  pèrdssôker (Beesel) Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)] III-4-3