e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine neus klein neusje: klein nēͅske (Beesel), klein neͅske (Beesel) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1
kleine schadelijke zoogdieren klein wild: klein wild (Beesel) schadelijke en hinderlijke grotere dieren als muizen, mollen, enz. [DC 55 (1980)] III-4-2
kleingeld kleingeld: kleigeldj (Beesel) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinste dier van het nest schrakkel: WLD  sjrakkel (Beesel) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
klepel klepel: klêpel (Beesel) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kletsen wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwələ (Beesel), zwegelen: WNT: zwegelen (I), 2. Onzin uitslaan, kletspraat verkoopen; grootspreken, opscheppen. a) Zwammen, zaniken, kletsen; b) Bluffen, snoeven, opscheppen; c) Schertsende, plagende opmerkingen maken.  sjwéégələ (Beesel), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  sjwetsə (Beesel) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] III-3-1
kletsen [snateren] snateren: snatere (Beesel) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zeivere (Beesel) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zwetsen] zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Beesel) zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klapkapei: [of ook "klappapei"?, rk]  klapkapei (Beesel), kletsmadam: kletsmədam (Beesel), zwetskamizool: sjwetskomməzoal (Beesel) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-3-1