e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: köppig (Beesel) koppig [SGV (1914)] III-1-4
kopspie assekopspieën: assekopspieën (Beesel) De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77] II-3
kornoelje (alg.) konkernolletje: kŏĕkernulke (Beesel) kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
korrel, maat van 0,1 gram korrel: korrel (Beesel) de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)] III-4-4
korst korst: kors (Beesel, ... ), korstje: körsje (Beesel) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kortademig dempig: dempig (Beesel) dempig [SGV (1914)] III-1-2
korte onderbroek? korte mannenonderboks: korte manneongerboks (Beesel) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
korte zijkant van de mand zijkant: ziejkanjt (Beesel) Hoe heet verder in Uw dialect: korte zijkant van de mand? [N 93 (1983)] III-3-2
korteafstandsvlucht vitesse: vitessə (Beesel) korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
kortwieken kortvleugelen: kortvlø̄gǝlǝ (Beesel) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12