19325 |
koppig |
koppig:
köppig (L300p Beesel)
|
koppig [SGV (1914)]
III-1-4
|
26164 |
kopspie |
assekopspieën:
assekopspieën (L300p Beesel)
|
De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77]
II-3
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernolletje:
kŏĕkernulke (L300p Beesel)
|
kornoelje [SGV (1914)]
III-4-3
|
25286 |
korrel, maat van 0,1 gram |
korrel:
korrel (L300p Beesel)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20617 |
korst |
korst:
kors (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
korstje:
körsje (L300p Beesel)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L300p Beesel)
|
dempig [SGV (1914)]
III-1-2
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte mannenonderboks:
korte manneongerboks (L300p Beesel)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
22149 |
korte zijkant van de mand |
zijkant:
ziejkanjt (L300p Beesel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: korte zijkant van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21978 |
korteafstandsvlucht |
vitesse:
vitessə (L300p Beesel)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34520 |
kortwieken |
kortvleugelen:
kortvlø̄gǝlǝ (L300p Beesel)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|