24954 |
kreek, stilstaand water |
dode arm:
doeëjə erm (L300p Beesel),
kreek:
kreek (L300p Beesel)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L300p Beesel)
|
krekel [SGV (1914)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
krentenbaard:
krintəbāārt (L300p Beesel)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
(wèk)
krintemik (L300p Beesel)
|
krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukt:
krûkt (L300p Beesel)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreuken:
krûke (L300p Beesel)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kerme (L300p Beesel)
|
kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24955 |
krib in de rivier |
krib:
krip (L300p Beesel)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (L300p Beesel)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopen:
naoloupe (L300p Beesel),
nalopertje spelen:
naoluiperke (L300p Beesel)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|