33558 |
okkernoot |
noot:
neut (L300p Beesel),
noot (L300p Beesel)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
20547 |
olie |
olie:
oalie (L300p Beesel),
sla-olie:
slaolie (L300p Beesel)
|
olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǭli[verf] (L300p Beesel)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
omermə (L300p Beesel)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (L300p Beesel)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
17917 |
omhelzen |
om de hals vallen:
om den hals valle (L300p Beesel)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
omtrék (L300p Beesel),
oomtrek (L300p Beesel)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25087 |
onbelangrijk |
min:
min (L300p Beesel),
onbenullig:
onbəNULLich (L300p Beesel),
schraal:
sjraol (L300p Beesel),
schriel:
sjriel (L300p Beesel),
van geen betekenis:
van gên beteikenis (L300p Beesel),
weinig:
weinich (L300p Beesel),
weinig (L300p Beesel),
zonder waarde:
zonger wèrd (L300p Beesel)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
lomp:
lomp (L300p Beesel),
onbeleefd:
onbəlééf (L300p Beesel)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lomp (L300p Beesel),
nut:
nut (L300p Beesel),
ruw:
roew (L300p Beesel)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|