e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
okkernoot noot: neut (Beesel), noot (Beesel) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
olie olie: oalie (Beesel), sla-olie: slaolie (Beesel) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Beesel) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omarmen omarmen: omermə (Beesel) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omheining tuin: tūn (Beesel) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omhelzen om de hals vallen: om den hals valle (Beesel) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omtrek, omvang omtrek: omtrék (Beesel), oomtrek (Beesel) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
onbelangrijk min: min (Beesel), onbenullig: onbəNULLich (Beesel), schraal: sjraol (Beesel), schriel: sjriel (Beesel), van geen betekenis: van gên beteikenis (Beesel), weinig: weinich (Beesel), weinig (Beesel), zonder waarde: zonger wèrd (Beesel) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd lomp: lomp (Beesel), onbeleefd: onbəlééf (Beesel) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaafd lomp: lomp (Beesel), nut: nut (Beesel), ruw: roew (Beesel) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1