e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogst -werkzaamheden oogst: ǫu̯xs (Beesel) Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8] I-4
oogvuil (slaper) pips: pups (Beesel) vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)] III-1-1
ooievaar ooievaar: ooievaar (Beesel, ... ) ooievaar [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-1
ooievaarsbek duivenmuil: WLD  düvemoel (Beesel) Kleine ooievaarsbek (geranium molle 5 tot 40 cm hoge plant die kort behaard is; de bladeren zijn 5- tot 7-spletig met 3-delige slippen; de bloemen zijn zeer klein en bleekpaars van kleur; de vruchten zijn aangedrukt behaard. Bloeitijd van mei tot septem [N 92 (1982)] III-4-3
oom oom: oime (Beesel) oom [SGV (1914)] III-2-2
oor oor: u.ərə (Beesel) oren [RND] III-1-1
oordelen oordelen: oeĕrdeilə (Beesel) door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] III-1-4
oorknop oorknop: oerknoep (Beesel) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorring oorbel: oerbel (Beesel) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg draai: drejjə (Beesel), oorveeg: oe-ərvéég (Beesel) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2