e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bewolkte lucht bewolkte lucht: de lòch is bewolk, me zuut gen sterre (Beesel), de lucht zit toe: o is een korte o  de loch zit toe, doe zuus klam sjterre (Beesel) Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4
bezadigd gemoedereerd: gəmoedəréérd (Beesel), rustig: röstich (Beesel), zeker: zéékər (Beesel) zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4
bezem bezem: bɛsəm (Beesel), bɛ̝səm (Beesel) bezem [RND], [SGV (1914)] III-2-1
bezemsteel steel: štēl (Beesel) bezemsteel [RND] III-2-1
bezig bezig: béézich (Beesel), doende: aan de geng doondə (Beesel) werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4
bezoek bezoek: bezeuk (Beesel) bezoek [SGV (1914)] III-3-1
bezorgd ongerust: ongərus zin (Beesel), zorg hebben: zorg höbbə (Beesel) ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
bezwaarlijk bezwaarlijk: bəsjwaorlik (Beesel) zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
bibberen rijderen: riejere (Beesel) bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2
biddag bededag: baejdaag (Beesel) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3