e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paars, violet paars: paars (Beesel) paars [SGV (1914)] III-4-4
paarse dovenetel paarse netel: WLD  paarsenetel (Beesel) Paarse dovenetel (lamium purpureum 10 tot 30 cm groot. De bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, gesteeld, stomp, de bladrand is gekarteld; de bloemen met een kortere kroonbuis en van binnen met haarkrans, de kleur is purperrood. De bloeitijd [N 92 (1982)] III-4-3
paasavond paasavond: poasoavend (Beesel) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
paaseieren zoeken paaseieren rapen: paoseier rapen (Beesel) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: paoskèèrs (Beesel) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: paoszaoterdich (Beesel) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pachtboer halfe: halfǝ (Beesel) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Beesel) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw halferse: halfǝrsǝ (Beesel) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: pet (Beesel) pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2