20578 |
pruttelen |
lurken:
lörkə (L300p Beesel)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20311 |
puber |
aankomend jong:
aankomməndə jəng (L300p Beesel),
puber:
puper (L300p Beesel)
|
puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pømpštęjn (L300p Beesel)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (L300p Beesel),
pūnjt (L300p Beesel),
stippel:
stippel (L300p Beesel)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
17594 |
pupil |
pupil:
pupil (L300p Beesel)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
pimpelpaars:
pimpel paars (L300p Beesel),
purper:
pörpər (L300p Beesel)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
quatertemperdaag (L300p Beesel)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19079 |
raad |
raad:
road (L300p Beesel)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
27904 |
raam |
glasraam:
glāsrām (L300p Beesel),
raam:
rām (L300p Beesel),
venster:
venstǝr (L300p Beesel)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|