e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruttelen lurken: lörkə (Beesel) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
puber aankomend jong: aankomməndə jəng (Beesel), puber: puper (Beesel) puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
puimsteen puimsteen: pømpštęjn (Beesel) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
punt, stip punt: puntj (Beesel), pūnjt (Beesel), stippel: stippel (Beesel) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)] III-4-4
pupil pupil: pupil (Beesel) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
purper, paarsrood pimpelpaars: pimpel paars (Beesel), purper: pörpər (Beesel) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
putzwengel wip: wep (Beesel) [SGV (1914)] I-7
quatertemperdag quatertemperdag: quatertemperdaag (Beesel) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raad raad: road (Beesel) raad [SGV (1914)] III-1-4
raam glasraam: glāsrām (Beesel), raam: rām (Beesel), venster: venstǝr (Beesel) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9