id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24514 | bladrozet van de paardebloem | stob: stoep (Beesel) | paardebloem, bladrozet van [SGV (1914)] III-4-3 |
19978 | blaffen | blaffen: WBD/WLD blaffə (Beesel), kaffen: kaffe (Beesel) | blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)] III-2-1 |
23820 | blasiuszegen | blasiuszegen: blaziuszège (Beesel) | De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)] III-3-3 |
18137 | blauw oog | blauw oog: blauw oog (Beesel) | Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)] III-1-2 |
24473 | blauwe bosbes | malber: malber (Beesel), marbel: marbel (Beesel) | bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3 |
24122 | blauwe reiger, reiger | reiger: reiger (Beesel) | reiger [SGV (1914)] III-4-1 |
24390 | blauwe vleesvlieg, bromvlieg | bromvlieg: WLD bromvleeg (Beesel), vleesvlieg: WBD/WLD vleisvleech (Beesel) | Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2 |
17691 | blazen | blazen: blaoze (Beesel, ... ), WBD/WLD blaozə (Beesel) | blazen [DC 37 (1964)] || Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-1-1, III-2-1 |
17986 | bleek | bleek: bleik (Beesel) | bleek [SGV (1914)] III-1-2 |
19344 | blij | blij: blie (Beesel) | blij [SGV (1914)] III-1-4 |