e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidse smidse: smets (Beesel) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smullen pruimen: pruimə (Beesel) smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-2-3
snauwen, grauwen kafferen: kaffere (Beesel) snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
snavel snavel: snavel (Beesel) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood snee: sjnee (Beesel) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbal sneeuwbal: met snjiəbeͅl sjmītə (Beesel), snjiəbal (Beesel) Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sneeuwbes knapper: knappers (Beesel), knippertje: WBD / WLD  knéépərkə (Beesel) De vruchtjes van deze struik (appeltje, witappeltje, klasballeke, baffel, kraakbes, ei, knetserke, klokkebei). [N 82 (1981)] || sneeuwbes (Symphoricarpus racemosus) [DC 56 (1981)] III-4-3
sneeuwen sneeuwen: sniĕje (Beesel) sneeuwen [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: -  sjnieklökske (Beesel), WLD  snieëklukske (Beesel) sneeuwklokje [DC 56 (1981)] || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: sjnîê (Beesel), snië (Beesel) sneeuw [RND], [SGV (1914)] III-4-4