e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stam van de boom stam: WBD / WLD  sjtam (Beesel) Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] III-4-3
standbeeld standbeeld: sjtantbilt (Beesel) standbeeld [RND] III-3-2
standerd draagbalk: draagbalk (Beesel), standaard: standaard (Beesel), stander: štɛnjǝr (Beesel) De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12] II-3
standerdmolen kas: kas (Beesel), kasmolen: kas[molen] (Beesel), standaardmolen: štandārt[molen] (Beesel) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
staven staven: staven (Beesel) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steeg, steegje gats, gatsje: getske (Beesel), straat, straatje: stø͂ͅtje (Beesel) steeg [SGV (1914)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steek steek: stēēk (Beesel) steek [SGV (1914)] III-1-2
steelvormig handvat steel: stēēl (Beesel) steel [SGV (1914)] III-2-1
steen steen: WBD / WLD  sjtein (Beesel) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] III-2-3
steenbalk draagbalk: draagbalk (Beesel) De zware balk die waterpas op de standerdnok rust en die de gehele molenkap draagt. Zie ook afb. 20. [N O, 42s; A 42A, 92; monogr.] II-3