| 23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
viertig oere gebed (L300p Beesel)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 19431 |
vegen, keren |
vegen:
vêge (L300p Beesel)
|
vegen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 34244 |
vel op gekookte melk |
boks van pastoor:
boks van pǝstuǝr (L300p Beesel),
vel:
vɛl (L300p Beesel)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
| 20943 |
vel op melk |
vel:
vel (L300p Beesel),
de boks van pestoear de broek van pastoor
vel (L300p Beesel)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
| 24919 |
veld, open land |
land:
landj (L300p Beesel),
veld:
veljt (L300p Beesel)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
(tweeklank)
leeuwerik (L300p Beesel),
liewerk:
liëwerk (L300p Beesel),
lîêwèrk (L300p Beesel)
|
leeuwerik [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || veldleeuwerik
III-4-1
|
| 26244 |
velling |
velg:
velg (L300p Beesel)
|
De houten velg van het aswiel waarin de kammen gemonteerd zijn. Zie ook afb. 49. De velg bestaat in het algemeen uit verschillende delen. De meervoudige woordtypen als velgstukken, slijtstukken en litsen duiden daar dan ook op. Ook kunnen er een voorvelg en een achtervelg zijn aangebracht. Rond de buitenomtrek van de velg wordt soms een bekleding of voering bevestigd. In l 265 was deze voering vervaardigd van ijzer. [N O, 11i; A 42A, 10]
II-3
|
| 20660 |
venkel |
venkel:
WBD / WLD
vingkəl (L300p Beesel),
venneke:
vènneke (L300p Beesel)
|
venkel [SGV (1914)] || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (L300p Beesel)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 30336 |
vensterblinden |
blinden:
blenjǝ (L300p Beesel)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|