e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verenschurftmijt verenmijt: vaerəmīeət (Beesel) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)] III-3-2
verf verf: vęrǝf (Beesel) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9
verfrommelen verfronselen: vərfrunsələ (Beesel) Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)] III-1-2
vergeet-mij-nietje lievevrouwebloemetje: WLD  leve vrouwe blumke (Beesel) Vergeet-mij-nietje (myosotis palustris 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn meestal kantig; de bladeren zijn verspreid; de bloemen zijn vrij groot en hemelsblauw met gele kroonschubben; de kelk heeft korte, aangedrukte haren. Bloeitijd in mei tot septem [N 92 (1982)] III-4-3
vergeetachtig vergeetachtig: vərgéétechtich (Beesel) zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
vergeetachtig persoon vergeetmuts: vergéétmuts (Beesel) een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)] III-1-4
vergoeden vergoeden: verguije (Beesel) vergoeden [SGV (1914)] III-3-1
verhitten opwarmen: opwerme (Beesel) verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)] III-2-3
verjaardag verjaardag: verjaordaag (Beesel), verjaarsdag: verjoarsdaag (Beesel) Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)] III-3-2
verkeren kennis hebben: kènnis höbbə (Beesel), sjans hebben: Van Dale: sjans, sjaans (<Fr.), in de volksuitdr. sja(a)ns hebben of maken, succes hebben bij de dames, resp. bij de heren; ook: geluk hebben, boffen. sjansen, (volkst.) flirten.  sjans höbbə (Beesel), vrijen: vrieje (Beesel), vrīējə (Beesel) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)] III-3-1