e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
versieren (met bloemen) sieren: stroatsere (Beesel), versieren: verseere (Beesel) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] III-3-2
versiersel sier: seer (Beesel) voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)] III-1-3
versleten versleten: versjleten (Beesel) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] III-1-3
verstand verstand: vərsjtanjt (Beesel) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] III-1-4
verstandig verstandig: verstenjig (Beesel), vərsjtenjich (Beesel) een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)] III-1-4
verstellen uitstukkeren: ūtštø̜kǝrǝ (Beesel) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstoppertje spelen bergehuisje spelen: bergen hŭŭske spele (Beesel), vrijspelen: vrijsjpēlə (Beesel) Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || schuilevinkje spelen [SGV (1914)] III-3-2
verstuiken verstuiken: verstøke (Beesel), verstøkt (Beesel) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
vervelend werk geneuk: gənök (Beesel) vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
verwaarlozen verslibberen: vərsjlĭĕbərə (Beesel) geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)] III-1-4