e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
was was: wasch (Beesel) wasch [SGV (1914)] III-2-1
wasdraad lontje: loontje (Beesel) De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wasgoed wasgoed: wasgood (Beesel) wasgoed [DC 35 (1963)] III-2-1
waterdorpel raamdorpel: rāmdø̜rpǝl (Beesel) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
watermunt boerenbalsem: WLD  boerebalsum (Beesel) Watermunt (mentha aquatica 25 tot 90 cm groot. De plant is behaard; de stengels met bloemen aan de top; de bladeren zijn eivormig, ze zijn gesteeld, de bladrand is gezaagd of gekarteld; de bloemen staan in dichte kransen en zijn roodlila van kleur; de k [N 92 (1982)] III-4-3
waternavel schoteltje: WLD  sjuttelke (Beesel) Waternavel (hydrocotyle vulgaris 5 tot 25 cm groot. De stengels zijn kruipend; de bladeren zijn schildvormig lang gesteeld, gekarteld; weinig bloempjes bijeen in groepjes, klein met dunne steeltjes en wit of roodachtig gekleurd. Bloeitijd in juni tot au [N 92 (1982)] III-4-3
waterput put: pøt (Beesel, ... ), pøͅt (Beesel) [RND 08] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] I-7
waterranonkel palingkruid: WLD  palingkroêt (Beesel) Waterboterbloem (ranunculus aquatilis). Waterplant; de ondergedoken bladeren zijn slap, fijn verdeeld; de drijvende bladeren zijn ongeveer niervormig met 3-5 brede, gekartelde slippen; de bloemen zijn groot, vrij lang gesteeld, en wit met met een gele voe [N 92 (1982)] III-4-3
wecken inmaken: inmake (Beesel), wecken: wecke (Beesel) wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)] III-2-3
weddenschap weddingschap: wɛdiŋsjap (Beesel) weddenschap [RND] III-3-2