e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde wingerd wilde wingerd: -  wilje wingerd (Beesel) wilde wingerd [DC 68 (1993)] III-4-3
wilg (alg.) wijde: -  wieje (Beesel) wilg (Salix) [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenkatje katje: -  ketjes (Beesel), WBD / WLD  ketjə (Beesel) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)] III-4-3
willen willen: wille (Beesel, ... ) willen [SGV (1914)] || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wind wind: winjt (Beesel) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) wind: windj (Beesel) wind [SGV (1914)] III-4-4
windborden stormplanken: štǫrǝmplɛŋk (Beesel  [(id)]  ) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer ruw (weer): rōēw waer (Beesel), winderig (weer): winjerich (Beesel), winjerig (Beesel), zuchtig (weer): zuchtig (Beesel) winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windluiken, waterdeuren weerluiken: weerluiken (Beesel) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windmolen windmolen: wenjtj[molen] (Beesel) Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.] II-3