22439 |
carnavalsoptocht |
vastelavondsoptocht:
fastelaovesoptoch (L300p Beesel)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21307 |
cavalier |
vrijer:
vriejer (L300p Beesel)
|
Cavelier [SGV (1914)]
III-3-1
|
25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
centiare:
centiaar (L300p Beesel),
centiāār (L300p Beesel)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20913 |
champignon |
champignon:
WLD
champignon (L300p Beesel)
|
Champignon: een eetbare witte paddestoel met aanvankelijk rozige, later donkere, purperbruine plaatjes en sporen, het is de meest gekweekte paddestoel (kampernoelje, kampernoelie, duivelsbrood, pampernoelie, dolhondenbrood, champignon). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23748 |
christoffelmedaille |
sint-christoffel:
sint christoffel (L300p Beesel)
|
Een medaille van St. Christoffel in de auto of op de motor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
ciborie (L300p Beesel),
sieborie (L300p Beesel)
|
De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] || Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sokkərei (L300p Beesel),
suikerij:
sokkerei (L300p Beesel),
sokkərei (L300p Beesel)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkəl (L300p Beesel),
kring:
kring (L300p Beesel),
krink (L300p Beesel),
ring:
rink (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
rink∂ (L300p Beesel),
rīnk (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
ronde:
ronje (L300p Beesel)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
24453 |
citroenvlinder |
citroentje:
WLD
citroentje (L300p Beesel)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21957 |
coccidiose |
coccidiose:
Coccidiosə (L300p Beesel)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Coccidiose: een ziekte in de darmen, vooral bij jongen, met als symptomen: diarree, grote dorst en steeds dunnere uitwerpselen. Er kunnen blijvende letsels zoals een krom borstbeen van overblijven. Ook volwas [N 93 (1983)]
III-3-2
|