e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
degelijk grondig: grunjig (Beesel) grondig [SGV (1914)] III-1-4
dekken dekken: WBD/WLD  dèèkə (Beesel), WLD  dekken (Beesel) Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] III-4-2
deksel deksel: dèksel (Beesel) deksel [SGV (1914)] III-2-1
deksel van een doodskist deksel: dèksəl (Beesel) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Beesel) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: WBD / WLD  den (Beesel) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats vlieglijn: vleechlīēn (Beesel) Hoe zegt men: de denkbeeldige lijn tussen hok en losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
denken denken: dinke (Beesel, ... ) denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknŏĕp (Beesel), denneknöp (mv.) (Beesel), WBD / WLD  denneknoep (Beesel) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden spangen: spang (Beesel) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3