e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doop doop: doup (Beesel) doop [SGV (1914)] III-3-3
doopjurkje doopkleed: doͅ.upklɛ.it (Beesel) doopkleed [RND] III-3-3
doopvont doopvont: doͅ.upfunṭ (Beesel), vont: vintj (Beesel) doopvont [RND], [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: doorein (Beesel), ondereen: ongərēīn (Beesel), ongeregeld: ongərēēggəlt (Beesel), onverschillig: onversjillig (Beesel), verward: verward (Beesel) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse kleren werkdaagse kleren: werkdigse kleier (Beesel) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3
doordeweekse mis weekse mis: weekse mes (Beesel) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken nat maken: naat maken (Beesel), soppen: soppə (Beesel) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorn, stekel doorn: doare (Beesel), doorn (mv.): döör (Beesel), døͅr (Beesel) doorn [SGV (1914)] || doornen [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: doornekroeen (Beesel) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornstruik doornenstruik: döörestroek (Beesel) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3