20500 |
drank |
drinken:
drīnkə (L300p Beesel)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21153 |
dreef |
dreef:
(werkwoord).
dreef (L300p Beesel)
|
dreef [SGV (1914)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
transeneren:
(Of transeneere/transeneeren, s.v. wnt~). (In andere betekenis).
transeneere (L300p Beesel)
|
drenzen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24498 |
driekleurig viooltje |
doodskop:
WLD
doadskop (L300p Beesel)
|
Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)]
III-4-3
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
driekoningen (L300p Beesel)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26482 |
drietakrijn |
drietakrijn:
drietakrijn (L300p Beesel)
|
Rijn met drie rijntakken. [A 42A, 21]
II-3
|
23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
drievuldigheidszondich (L300p Beesel)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (L300p Beesel),
giftig:
giftich (L300p Beesel)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
koekerel (L300p Beesel)
|
drijftol [SGV (1914)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzandj (L300p Beesel),
drīēfzanjt (L300p Beesel)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|