| 21988 |
een duif bovenaan de deelnemerslijst zetten |
eerstgetekende:
ieərs gəteikəndə (L300p Beesel)
|
een duif bovenaan die lijst zetten (om te suggereren dat ze de meeste kans maakt op een goede uitslag)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 34532 |
een ei |
ei:
ē̜.i̯ (L300p Beesel)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34541 |
een ei afpellen |
(de) schaal deraf doen:
dǝ šāl dǝrāf dōn (L300p Beesel)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
| 20131 |
een hond vleien |
femelen:
WBD/WLD
fiemələ (L300p Beesel)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 21991 |
een hoog bedrag op één duif zetten |
vol zetten:
vol zittə (L300p Beesel)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: een hoog bedrag op één duif zetten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 19855 |
een huis huren |
huren:
huure (L300p Beesel),
pachten:
pɛxtə (L300p Beesel)
|
een huis huren [DC 35 (1963)] || huren [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 21911 |
een jong pas uit het ei |
kwakje:
kwekskə (L300p Beesel)
|
een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
eine katər höbbə (L300p Beesel)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
schapje:
sjaepkə (L300p Beesel)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kruutske gaeven (L300p Beesel)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|