| 17709 |
een wind laten |
ene laten vliegen:
eine laote vlege (L300p Beesel)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|
| 34542 |
eend |
eend:
ē̜nj (L300p Beesel)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
| 24584 |
eendekroos |
kroost:
kroos(t) (L300p Beesel)
|
eendekroos [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
| 18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ie-ërlik (L300p Beesel),
ierlik (L300p Beesel)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] || zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 22330 |
eerlijk in het spel |
eerlijk:
īərlek (L300p Beesel)
|
Eerlijk in het spel [reins, greins, eerlijk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 22038 |
eerste ei |
eerste ei:
ieərstə eij (L300p Beesel)
|
Hoe heet verder: het eerste ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 24972 |
eerstvolgend, ernaast |
neven:
nèven (L300p Beesel)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 22065 |
eetbak |
voederbak:
voorbak (L300p Beesel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 24430 |
egel |
stekelvarken:
stikkelverke (L300p Beesel),
stikkelvärke (L300p Beesel)
|
egel [SGV (1914)] || stekelvarken
III-4-2
|
| 24751 |
egelboterbloem |
boterbloem:
WLD
bôtterbloom (L300p Beesel)
|
Egelboterbloem (ranunculus flammula 15 tot 50 cm groot. De stengels staan rechtop of zijn opstijgend, soms gedeeltelijk liggend en wortelend; de bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste zijn lang gesteeld en gaafrandig of iets getand; de b [N 92 (1982)]
III-4-3
|