e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flets pips: peepsch (Beesel) geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien flikflooien: flikkefloije (Beesel) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
flink; flinke persoon flink: flink (Beesel) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Beesel) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren fiespelen: fiĕspele (Beesel) lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluitekruid toeter: WLD  toeters (Beesel) Fluitekruid (anthriscus sylvestris 50 tot 150 cm. De stengels zijn gegroefd en zijn hol, meestal onderaan behaard; de bladeren zijn tot 3-voudig geveerd, en zacht behaard, de omwindseltjes zijn 5-bladig; de bloemen zijn wit, zelden roze; de vruchten zij [N 92 (1982)] III-4-3
fluiten naar de duiven fluiten: fluitə (Beesel) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
fluweel, velours velours: flūr (Beesel) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fonkelen, flonkeren flonkeren: flongkərə (Beesel), fonkelen: fônkelen (Beesel) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi drinkgeld: drinkgelt (Beesel) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1