24466 |
groene bladluis |
bladluis:
blaadloes, mv luus (L300p Beesel)
|
insectjes onder een blad, groen [DC 68 (1993)]
III-4-2
|
20778 |
groente |
groente:
WBD / WLD
greuntə (L300p Beesel)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
WBD / WLD
greuntə (L300p Beesel)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zeumərə (L300p Beesel)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21329 |
grof |
grof:
groaf (L300p Beesel)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
grof:
graof (L300p Beesel)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19979 |
grommen |
grommen:
WBD/WLD
grômmə (L300p Beesel)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33674 |
grond, aarde |
aarde:
ē̜rt (L300p Beesel),
ɛrt (L300p Beesel),
grond:
gronjtj (L300p Beesel)
|
De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
24951 |
grondwater |
grondwater:
grondj-water (L300p Beesel),
gronjtwaattər (L300p Beesel)
|
grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25005 |
groot in zijn soort |
bonk:
bônk (L300p Beesel),
joekel:
joekêr (L300p Beesel)
|
iets dat groot is in zijn soort [kardoffel, karbonkel, bonker, bommel, klepper, sjaorel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|