18420 |
pofmouw |
pofmouw:
poefmoe (L297p Belfeld)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19418 |
poken |
rakelen:
rōͅkələ (L297p Belfeld)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
18292 |
polsmof |
mof:
móf (L297p Belfeld)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19474 |
pook |
rakelijzer:
rōͅkəlīzər (L297p Belfeld)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǭrt (L297p Belfeld)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
17953 |
pootjebaden |
voetje baden:
vuutje baje (L297p Belfeld)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24490 |
populier (alg.) |
spitswijde:
spitwij (L297p Belfeld)
|
populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
21203 |
postbode |
post:
pos (L297p Belfeld)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
29421 |
pottenbakker |
keramiker:
kerāmikǝr (L297p Belfeld)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
praam:
prām (L297p Belfeld)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|