24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
lîêwerik (L297p Belfeld),
liewerk:
liewerk (L297p Belfeld),
līəwerk (L297p Belfeld)
|
leeuwerik [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || veldleeuwerik
III-4-1
|
29811 |
veldovensteen |
veldbrand:
vɛlt˱braŋk (L297p Belfeld)
|
Steen die is gebakken in een veldoven. Zie voor de woordtypen rijnvormsteen (L 315) en klinker (L 316, 320a, 364) de toelichting bij het lemma ɛbaksteenɛ.' [N 30, 53b; monogr.]
II-8
|
20660 |
venkel |
venneke:
vinneke (L297p Belfeld)
|
venkel [SGV (1914)]
III-2-3
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (L297p Belfeld)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
luiken:
(enk)
lu.ǝk (L297p Belfeld)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruje (L297p Belfeld)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdachtig:
verdechtig (L297p Belfeld)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (L297p Belfeld),
pijn:
pien (L297p Belfeld),
verdriet:
verdreet (L297p Belfeld)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L297p Belfeld)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuje (L297p Belfeld)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|